Over de ouderdom die plots aan de deur klopt

Het jaar 2020 begon voor ons niet goed. Waarom we toen plots een veel kleinere wereld hadden? Door mijn vader zijn hersenbloeding.

Als ’s avonds laat de telefoon gaat, is dat hier zelden goed nieuws. Ik had een gemiste oproep van mijn ma. Het was vrijdagavond, net voor school weer begon, ik had de kerstvakantie doorgewerkt en wou eigenlijk niet meer opnemen. Het was al een stuk na 21u. Kort erna rinkelde de huistelefoon. Ik keek mijn man aan, we zuchtten en ik nam op. “Papa heeft iets gekregen”, zei mijn broer me. “hij was bij M, ik ga nu naar het ziekenhuis.” “Wat gekregen?” Die vraag stelde ik niet. “Hoe erg?” Dat vroeg ik ook niet. Ik deed een warme trui aan boven mijn homewear en vroeg alleen “Welk ziekenhuis”. Mijn man vroeg nog “wil je me op de hoogte houden”, maar ik was al weg.

Die eerste momenten is er geen ruimte voor morgen, er is alleen het nu. Er is alleen de weg, de 12 minuten naar het ziekenhuis die kort zijn en tegelijk lang. Er zijn zelfs nauwelijks gedachten, er is geen ruimte voor oordeel. Er is het instinctmatig rijden, schakelen, remmen. Een weg op automatische piloot. Het besef is er niet, en gelukkig maar, dat dit het begin is van een nieuwe fase. Hoe kan je starten aan iets nieuws, terwijl je nog onderweg bent naar een afscheid van iets dat nog niet af was?

Ik reed de parking op, door een slagboom die Spoed aanwees en vroeg naar mijn vader. Ik passeerde de wachtzaal waar anderen blijkbaar gelukkig voor hen minder prioritair waren dan wij. Ik zag mijn broer over mijn moeder, beide in tranen. Er waren details. Bij bewustzijn. Scanner. Wachten. Daar kwam hij teruggereden. Plots kleiner en fragiel, zo zie je een vader zoals de mijne zelden. In paniek ook, niet verstaanbaar en nochtans bloednuchter. 

Op dat moment ben ik het die in het gezin alles moet regelen. Ik krijg paperassen onder mijn neus, praat met de neuroloog. Ik bel de vrienden uit het buitenland op, die de volgende dag een vlucht naar België zouden nemen om met ons het nieuwe jaar te vieren. Ik bel de tante waar hij net was, zoek het nummer van de hospitalisatieverzekering op, zeg toe op een éénpersoonskamer, sms een update naar thuis. We begeleidden hem naar een kamer en snelden naar huis achter spullen, onderweg mijn moeders auto oppikkend en snel een cola drinkend bij de tante, die, nog van haar melk, van pure schrik een ver weggestopt pakje sigaretten aanbrak. Weer naar het ziekenhuis, alles afgeven. Het was intussen 1u voorbij want tijd kan snel gaan in bepaalde ziekenhuisafdelingen.

En dan naar huis. Uitgeschud en alleen, terug op weg. Pas de volgende ochtend drong het eerste stukje tot me door: dat wat gebeurd was. Nog niet wat zou komen. Want daar sprak nog niemand over. Weer bellen. De afdeling, mijn moeder, de familie. Dan pas kwamen de tranen, toen ik het zelf uitsprak. Mijn vader had een hersenbloeding. Ik proefde het woord voor het eerst zelf. Zelfs nu nog smaakt het brak, komt er een krop in mijn keel naar boven, denk ik terug aan die eerste keren dat ik het woord uitsprak. Ik zocht het in Google op in de andere talen, dat is een woordenschat die je niet aangeleerd krijgt op school.

Wat volgde, was heel wat geregel en vaak hetzelfde verhaal vertellen. Soms vroeg ik me af of ik nu in herhaling viel maar het was de toehoorder die veranderde. Het leek ook alsof ik het steeds weer wou vertellen, alsof mijn woorden konden uitwissen of rechttrekken, zachter maken. De toon veranderde wel: familie of vrienden, werkgerelateerd: de tamtam ging snel rond. Wat goedbedoeld was, vermoeide me maar tegelijk haalde ik kracht uit het herhalen.

Het werd een leven dat geleefd werd per dag. Hij werd stabiel. Hij mocht naar een gewone afdeling. Hij mocht bezoek. Waar hij anders enkel zijn affectie uitsprak bij een glas teveel, was dit nu het centrale gespreksonderwerp. Moeizaam en onrustig, vertelde hij wat ik niet gewoon was te horen en ik leek alleen maar te kunnen letten op zijn articulatie, alsof zijn woorden me niet raakten.

We keken uit op een lange revalidatie maar gelukkig was zijn moraal en geheugen niet aangetast. Daaraan hield ik mijn ma recht. De rest zou komen. Dachten we. Hoopten we.

Het ging echter niet direct bergop. De eerste vier weken startte de revalidatie niet op, omdat hij alles wat hij van voeding kreeg, steeds weer moest overgeven. Achteraf gezien begreep ik niet waarom dit zo lang moest aanslepen, de verplaatsing naar een ander ziekenhuis zal niet geholpen hebben. Hij gleed af en verzwakte alleen maar. Pas toen mijn ma op een voor haar kordate wijze onderzoek eiste, kwam weer een overplaatsing en bleek hij op het randje van een coma te zijn. Zijn nieren begaven het en hij droogde uit. Oorzaak was een zware complicatie in de maag. Misschien had zijn leven daar in het ziekenhuis meer aan een draadje gebengeld dan in de ambulance op drie januari.

Pas toen dat onder controle was, kon hij zijn revalidatie beginnen, net januari voorbij. Intussen draaide mijn leven nog om drie dingen: gezin, pa, werk. Van maandag tot vrijdag werkte ik en om te compenseren dat ik in de werkweek niet even wat afleiding kon bezorgen op de grauwe ziekenhuisdagen, spendeerde ik de zaterdag- en zondagnamiddag daar. ’s Ochtends huishouden, koken voor de week die kwam, extra koken voor mijn ma, zodat die zichzelf niet liet uithongeren. Ik nam wat snipperdagen, schipperde tussen de telefoontjes door die dagen want mijn afwezigheid kwam ongelegen, steeds aan mijn vaders ziekenhuisbed. Zo vergleden de weken. Op zondagavond was ik doodop en begon alweer de werkweek. De januari-examens van de kinderen (bij ons is dat een gewoonte op de lagere school) gleden voorbij, de was stapelde zich op, alsook de kasticketjes afhaaleten. Af en toe reed ik nog op en af als de kinderen om 19u in bed zaten, wat een race tegen het sluitingsuur werd, na overdag gependeld te hebben naar Brussel. Om niet twee keer in het weekend de 85km op en af naar het ziekenhuis te moeten doen, sliepen we soms in mijn ouderlijk huis, wat mijn ma gezelschap gaf maar mij alleen meer stress door het niet kunnen bijwerken van het huishouden.

Daarbovenop kwam het niet-perspectief hebben. Het leek wel wat op het wachten op een volgende bijeenkomst van de Veiligheidsraad in de lockdown. Niemand zegt je iets. Omdat ze niet durven. Niet kunnen. Niet weten. En zelf zeg je ook niets, tegen je ouders en broer. Je wil hen geen hoop ontnemen. Je wil geen hoop planten. Je wil geen tranen veroorzaken. Dus het blijft opgesloten in jouw hoofd. Hoe zal hij hier uit komen? Zal hij nog de oude worden? Zal hij weer kunnen gaan werken? Zal hij dat tempo nog aankunnen? Hij was er 60 maar had nog maar pas gezegd dat hij tot zijn 85ste zou blijven ondernemen. Zal hij weer kunnen stappen? En kunnen autorijden? Hij die er 70 000 km per jaar doormaalt om zijn klanten te bedienen. Zal hij nog alleen kunnen/mogen gelaten worden? Het maalt constant in je hoofd. Het is een rouwen om iemand die er nog is, maar niet zoals hij was. Rouwen dat de ouderdom te plots aan de deur geklopt heeft. Spijt hebben dat er niet eerder ingegrepen werd, toen het familieconflict escaleerde en opgekropt werd. Dat er niet gereageerd werd op de hoge bloeddruk en de innerlijke zorgen. Het was een voorbijlopen aan jezelf en alleen maar zorgen voor. Het was zorgen voor je vader en je moeder. Zorgen voor je gezin en zorgen voor je werk. Geen tijd voor zorgen voor jezelf, dat schiet er altijd het snelst bij in.

In februari was er een weekendje Parijs. Oh welkom schuldgevoel, dat ik dit voor mij opeiste. Het was een uitgestelde romantische date, van ons jubileum in december. Toen legden gele hesjes de stad plat. De kinderen moesten wel mee want ons enige babysitadres verbleef in het ziekenhuis. Met een klein hartje stemde ik toe om toch te gaan en niet nogmaals uit te stellen. Gelukkig, nu bekeken. Dit was voor de kinderen en voor ons beide een welkome uitlaatklep, even focus op onszelf. En dan, na enkele weken verderploeteren, mocht hij huiswaarts. We zouden samen eten, voor de eerste keer dit jaar. De kinderen de nieuwjaarsbrieven laten voorlezen. Thuis en niet in de revalidatiekliniek. Hij werd ambulant: onze woordenschat was intussen sterk verrijkt.

En toen startte de lockdown. Dus net als ik, dat wat ik in januari uit de agenda had geschrapt, weer wou gaan inplannen, ging onze kalender weer op slot. De focus op het gezin kwam erdoor terug, want iets anders was er niet maar eens met ons viertjes een uitstap doen, kon ook niet meer en gezellige etentjes thuis werden in heel kleine compagnie doorgebracht. Gelukkig was mijn pa thuis en niet meer in het gesloten ziekenhuis maar met de lockdown stopte ook de revalidatie, waardoor volledig herstel verder weg was dan ooit, misschien wel om nooit meer terug te komen. Of hoe Corona bij iedereen zo zijn eigen effect had.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *