We maakten eindelijk de overstap: we hebben maar één auto meer. Vanaf nu gaan we met één auto verder. Hoe dit gekomen is, lees je hier.
De startsituatie
Het is al sinds ik voltijds begon te pendelen per trein dat ik hiervan droomde. De wagen in de garage werd minder en minder gebruikt en werd dus best duur per kilometer.
Vorige zomer had de wagen zes weken niet bewogen: ik had ouderschapsverlof, het was mooi weer, we bleven veel thuis. Opeens realiseerden we ons dat hij al even niet had gereden en de opstart was niet echt vlot. Sindsdien werd het nog een extra to do om niet te vergeten: wekelijks eens de auto laten rijden.
Toen zat de jongste nog in de maxicosi dus mijn poging met elektrische brommer botste tegen de leeftijd van de kinderen. Later kwam de fietskar en de follow-me maar het is vooral sinds ik in februari mijn Tern GSD kreeg, dat mijn man het begon te begrijpen en dat er een duurzame oplossing was. Nu konden we echt met één auto verder.
De Tern GSD
Waar ik vroeger soms nog met de auto ’s ochtends richting station vertrok enkel en alleen omdat ik ze dan ’s avonds kon oppikken aan school, waar ze per auto waren afgezet door mijn man, ging ik nu gewoon met de nieuwe fiets. Die twee kinderen kon ik ’s avonds gemakkelijk mee op de fiets nemen, boekentassen en zwemzakken incluis.
Waar ik vroeger op een snipperdag al eens de wagen nam voor een kleine shopping iets verderop (winterschoenen, schoolgerief, een tussendoor supermarktstopje), kreeg ik nu alles gewoon opgeborgen in mijn fiets. Ik zag er ook niet tegenop om heen en terug 20 km te fietsen.
Intussen zijn de kinderen ook groter en hebben we gemerkt dat regen hen echt niet doen smelten: nee, ze zijn niet van suiker.
De auto in kwestie
Het is ook niet dat het een wagen was van 16 jaar oud die op de markt niets meer waard was. Deze full-option wagen van een Duits merk hadden we aan een zachte prijs overgenomen van familie en was “pas” acht jaar oud. Het was een sportief beest: sinds de batterij begon te sputteren, reed mijn man er één keer mee naar het werk en dat noemden we “de hond uitlaten”. Hij plakte aan de baan, ging zalig de bochten in en reed lekker hard op zijn sportvering en 18” velgen. Verkopen was enerzijds geld verliezen want die luxe kreeg je niet terug voor het geld dat je er voor kreeg maar anderzijds was hem houden ook geld verliezen: er kwam een nieuw model aan en elk jaar heb je een depreciatie. Verzekering, onderhoud en belastingen telden ook wel op.
De voorbije achttien maanden hielden we bij wanneer we twee auto’s tegelijkertijd nodig hadden. De rit die mijn man één keer per week deed, telde niet mee aangezien dan de hoofdgezinswagen de hele dag stilstond op de oprit. In totaal hadden we drie keer tegelijkertijd een wagen nodig omdat het openbaar vervoer geen alternatief was maar telkens was dit weken op voorhand gepland. Dit toonde ons niet alleen aan hoe saai en lokaal we geworden waren in het weekend, het toonde ook aan dat autodelen een mogelijkheid werd. Zelfs in onze eigen stad, die qua mobiliteit wel wat achter komt, zijn nu de geesten aan het rijpen rond een autodeelplatform dus werd dit een alternatief.
De auto werd dus in mijn ogen een kast. Standaard stond daar een zak oude kleren in voor de kringloopwinkel en lagen er ontgroeide kinderspullen en speelgoed op de achterbank, naast de winterbanden in de koffer.
En toch… De dag dat mijn man aangaf dat hij “klaar was om te verkopen” (dit was werkelijk een mentaal proces bij hem), was het voor beiden nog steeds met een klein hartje. Het is een gemak, zo’n tweede wagen daar hebben staan. Een duur gemak maar wel comfortabel. Een wijziging in mijn job, niet ondenkbaar, kon de situatie plots doen keren. Mijn echtgenoot heeft voor zijn woon-werktraject geen alternatief, tenzij je 1 verbinding per uur met moeilijke overstap en dan stranden op vier kilometer van je bestemming zo noemt.
Al gaf het tegelijkertijd wel ruimte. Het gaf ons ruimte in ons hoofd: niet meer nadenken wanneer hij nog eens laatst gereden had en of we niet gauw naar keuring of onderhoud moesten. Niet meer bij het binnenvallen van de factuur voor verzekering of autobelastingen de discussie hebben of we hem niet beter verkochten. Het gaf ons ruimte in ons huis: de garage staat nu leeg en die gaan we wat slimmer inrichten voor berging en multifunctioneel gebruik. In de IKEA hebben ze kasten waar je meer kan in opbergen dan in een wagen met minder ruimteverbruik.
Het niet meer hebben van de wagen geeft me dus soms wel eens een schrik om het hart. Als ik hem echter zag staan in de garage, zuchtte ik altijd omwille van de verspilling van efficiëntie en budget. Het was een kast. Een te grote, dure kast.
Weet jij wat je tweede wagen je kost?
Ik deel dit even in alle transparantie om kader te verschaffen bij onze beslissing:- Verzekering: 55O EUR per jaar (basis burgerlijke aansprakelijkheid op de werkelijke reële waarde)- Jaarlijkse autobelastingen: 430 EUR- Jaarlijks onderhoud: gemiddeld 300 EUR – Keuring: 54 EUR per jaar- Jaarlijkse depreciatie: geschat op 1000-1500 EUR per jaar
Dus zonder een km te rijden, kostte deze wagen ons iets meer dan 2500 EUR per jaar. Wat ik ervoor terugkreeg bij verkoop: gemoedsrust en ruimte. Onbetaalbaar ?